OUD WORDEN.    
Een beetje vermoeider aan ’t eind van de dag.
Wat minder gesteld op het eigen gezag.
Wat minder gauw klaar met kritiek of blaam.
Wat bedachtzamer met iemands goede naam.
Zo zijn we voor ’t naderend reisdoel bereid,
waar tijd zich oplost in eeuwigheid.
 



Wat minder aandacht voor geld en voor goed.
Wat meer voor herinnering, die droefheid verzoet.
Een ruimer blik, een wijzer geest,
meer liefde voor anderen  dat allermeest,
zo zien we met kalmte de weg die daalt
naar de poort waarachter een schoner dag straalt.
 



Een beetje meer aandacht voor vrienden der jeugd,
en minder voor gangbare waarheid en deugd.
Een beetje meer mildheid naar alle kant.
Wat minder op dagelijks nieuws gebrand.
Zo breken we hier onze tenten weer af
en treden in stilte de weg naar het graf.


..

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

..

.

.

-----------

Een beetje meer tijd voor droom en voor rust.
Wat meer van d’onzienlijke dingen bewust.
Wat dichter wellicht bij de nodende schijn
van geliefden die lang reeds gestorven zijn.
Zo gaan we waar allen een keer moeten gaan
naar de plaats die geen levende ooit zal verstaan.
 



Wat gauwer verheugd en wat lichter ontsteld,
en we hebben de som onzer jaren geteld.
Het boek wordt gesloten, ’t gebed is verstomd.
En daar is de dood aan wie niemand ontkomt.
Drievoudig geluk als een ziel dan belijdt:
“Ik leef, want Hij heeft mijn leven geleid.”
 
  






(2010, Jane Roetman)

.

..